Home

Algemeen

Haast elke gemeente kampt met financiële uitdagingen. Het zogenaamde 'ravijnjaar' van 2026 komt dichterbij. Gezien er in 2026 ook verkiezingen worden gehouden is de aankomende begrotingsronde hét moment bij uitstek om impopulaire maatregelen te nemen.

Het doel is om gezamenlijk tot een sluitende begroting te komen. Dat kan door in eerste instantie goed in beeld te hebben per programma wat de meerjarige doelen en ambities zijn. Deze dienen te worden geprioriteerd.

Daarnaast is het belangrijk dat we kijken naar de geplande investeringen en lopende kredieten in samenhang met de lopende en geplande projecten. Ook daarbij geldt; wat heeft prioriteit en wat kunnen we eventueel uitstellen of gewoon niet doen.

Opbouw begroting

In de begroting is gebruik  gemaakt van het programmaplan in de begroting in lijn met de voorgaande jaren. Het programmaplan bevat de overkoepelende programmadoelen van de gemeente als geheel en worden aangeduid met de term "speerpunten". De speerpunten hebben een globaal karakter, waarbij effectmetingen slechts op hoofdlijnen kan plaatsvinden. De speerpunten worden daarom doorvertaald naar concrete doelstellingen. Dit zijn specifiek gemaakte doelen, die beter meetbaar zijn en waarop specifieke acties kunnen worden gericht.

In het programmaplan vindt u per programmadoel een overzicht van de speerpunten voor de komende begrotingsperiode. Per speerpunt worden doelstellingen benoemd onder "wat willen we bereiken" en aangegeven welke activiteiten in het begrotingsjaar worden opgepakt in relatie tot deze doelstelling, "wat gaan we doen". In de zomer- en winternota en in de jaarrekening wordt  vervolgens verantwoording afgelegd over de voortgang van de activiteiten.

 Hieronder een korte toelichting op de onderdelen Programma's en Financiën.

Programma's

In het onderdeel programma's wordt elk afzonderlijk programma nader toegelicht volgens  de volgende uniforme opbouw:

  • Speerpunten
  • Financiën
  • Beleidsindicatoren
  • Beleidsstukken
  • Verbonden partijen

Speerpunten
De speerpunten zijn de gemeentelijke beleidsdoelen per programma. Onder speerpunten worden concrete doelstellingen "wat willen we bereiken" gedefinieerd en activiteiten benoemd "wat gaan we doen" die bijdragen aan de realisatie van deze doelstellingen. De voortgang op de speerpunten en bijbehorende activiteiten wordt in de planning- en control-cyclus gemonitord en bijgesteld waar nodig.

Financiën (als onderdeel van de Programma's)
Bij het onderdeel "wat mag het kosten" worden de integrale baten en lasten van het betreffende programma gepresenteerd. Dus inclusief de mutaties bestaand beleid, autonome ontwikkelingen, meerjarig investeringsplan en de voorstellen voor nieuw beleid. De voorstellen voor nieuw beleid en nieuwe investeringen van het betreffende programma worden vervolgens afzonderlijk gepresenteerd en toegelicht.

Beleidsindicatoren
De verplichte uniforme indicatoren kunnen worden gebruikt als een soort benchmark in de vergelijking met andere gemeenten of als maatlat voor raadsleden voor een beter begrip van de beleidsresultaten en het eventueel bijsturen van de beleidsontwikkeling.

Beleidsstukken
Onder dit onderdeel wordt per programma een verwijzing opgenomen naar de relevante notities die het beleidskader van het programma vormen.

Verbonden partijen
Per programma wordt, conform het BBV, inzicht gegeven in de relevante verbonden partijen. In de paragraaf verbonden partijen wordt nadere informatie verstrekt omtrent het beleid rondom verbonden partijen.

Financiën

Het financiële deel van de begroting komt aan de orde in het hoofdstuk Financiën. In dit hoofdstuk wordt de opbouw van de begroting toegelicht. Aangegeven wordt hoe het huidige financiële meerjarenbeeld is opgebouwd vanuit de vastgestelde meerjarenbegroting 2024, reeds genomen raadsbesluiten en de doorwerking van de dit jaar vastgestelde voorjaarsnota. Vervolgens zijn in het kader van de totstandkoming van de meerjarenbegroting 2025 – 2028 diverse voorstellen en mutaties in beeld gebracht. Deze zijn onderverdeeld in mutaties autonome ontwikkelingen, bestaand beleid, meerjarig investeringsplan en nieuw beleid.

De mutaties autonome ontwikkelingen, bestaand beleid en meerjarig investeringsplan worden op hoofdlijnen toegelicht. De voorstellen voor nieuw beleid en nieuwe investeringen worden afzonderlijk gepresenteerd in een overzicht. Opgemerkt wordt dat deze voorstellen ook per programma gepresenteerd en toegelicht worden.

Gehanteerde uitgangspunten

 Voor de begroting 2025 en de meerjarenramingen 2026-2028 zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

Ramingen 2025
Uitgangspunt voor het begrotingsjaar 2025 is dat alle ramingen zo reëel mogelijk geraamd worden. Hier is dus sprake van maatwerk. Ook bij ramingen met een autonoom (veelal niet beïnvloedbaar) karakter is het uitgangspunt zo reëel mogelijk te ramen. Als dit inzicht op het moment van ramen ontbreekt wordt in 2025 een indexatie van 2%  toegepast. In de begroting 2024 was dit percentage voor het jaar 2025 vastgesteld op 4%.  

Ramingen 2026 en verder  
Bij het samenstellen van de begroting 2025 is geïnventariseerd in hoeverre meerjarige ramingen moeten worden bijgesteld. Ook hierbij is het uitgangspunt zo reëel mogelijk te ramen. Als dit inzicht op het moment van ramen ontbreekt wordt in de jaren 2026 en verder een indexatie van 2% toegepast. In de begroting 2024 was dit percentage voor de jaren 2026 en verder vastgesteld op 4%.  

Nieuw beleid en nieuwe investeringen
Bij het opstellen van de begroting worden ook nieuwe beleidsinitiatieven en investeringen in beeld gebracht. Deze worden afzonderlijk weergegeven en daar waar nodig toegelicht.

Saldo onvoorzien
Het BBV schrijft voor dat de begroting een saldo onvoorzien bevat, maar schrijft geen berekeningswijze of verplichte omvang voor. Evenals in 2024 is bij het opstellen van de begroting 2025 en meerjarenraming 2026-2028 een saldo onvoorzien van € 50.000 gehanteerd.

Belastingen, rechten, heffingen en tarieven

Gemiddelde woonlasten
Het COELO is het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden. Zij publiceert ieder jaar de Atlas van de lokale lasten.  In de Atlas een overzicht van gemeentelijke woonlasten opgenomen.  De gemeentelijke woonlasten bestaan voor bewoners die ook eigenaar zijn uit de afvalstoffenheffing, rioolheffing en ozb. Bij de berekening van de hoogte van de OZB aanslag is uitgegaan van een voor elke gemeente geldende gemiddelde woningwaarde.  

In onderstaand overzicht zijn de bedragen van de gemiddelde woonlasten voor een woningeigenaar met een meerpersoonshuishouden van onze en omliggende gemeenten voor de jaren 2019 tot en met 2023 in beeld gebracht. Ook is het bedrag van de gemiddelde woonlasten van Nederland en de Provincie Noord-Holland in het overzicht opgenomen. (Bron COELO atlas bijlage 3 en interactieve kaart 28).

Uit het overzicht blijkt dat de gemeente Edam-Volendam in 2023 de laagste gemiddelde woonlasten heeft zijnde € 872. Vergeleken met de gemiddelde woonlasten van de omliggende gemeenten (€ 1.016), van Nederland (€ 944) en de Provincie Noord-Holland (€961) zijn de woonlasten in Edam-Volendam in 2023 respectievelijk € 144, € 72 en € 89 lager. Zie de blauw gearceerde cellen in onderstaand overzicht.

Wat ook opvalt is dat het stijgingspercentage en de nominale stijging over de jaren 2018 tot en met 2023 in onze gemeente lager is. Het stijgingspercentage over de jaren 2018-2023 is in onze gemeente 22%. In Nederland is dit 31%, in de Provincie Noord-Holland is dit 34% en in onze omliggende gemeenten is dit percentage gemiddeld 33% (zie geel gearceerde cellen in onderstaande tabel). De nominale stijging over de jaren 2018-2023 is in onze gemeente € 157. In Nederland is dit €223, in de Provincie Noord-Holland €246 en in onze omliggende gemeenten is deze stijging gemiddeld €251 (zie groen gearceerde cellen in onderstaande tabel).

In de Atlas is ook een rangnummer woonlasten per gemeente opgenomen. De gemeente met de laagste woonlasten heeft rangnummer 1. De gemeente met de hoogste woonlasten heeft rangnummer 349. Onze gemeente heeft in 2023 rangnummer 83. In 2021 had onze gemeente rangnummer 145. Zie de paars gearceerde cellen in onderstaand overzicht. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de woonlasten in onze gemeente minder zijn gestegen dan in andere gemeenten. Voor onze burgers is dat een gunstige ontwikkeling maar natuurlijk niet voor de gemeentefinanciën.

Omdat de gegevens over het jaar 2024 nog niet zijn opgesteld door het COELO zijn deze niet in de vergelijking meegenomen. Gebaseerd op een artikel van de Verenging Eigen Huis verwachten wij dat de cijfers van het jaar 2024 echter geen noemenswaardig ander beeld zullen opleveren. De VEH publiceert op 24-02-24 dat de gemeentelijke woonlasten in 2024 gemiddeld met 5,9% zijn gestegen ten opzichte van 2023. In Edam-Volendam zijn deze woonlasten met 5% gestegen. Dit is zelfs bijna 1% lager dan het landelijk gemiddelde.

Jaar

2023

2022

2021

2020

2019

2018

Stijging %

Stijging €

2018-2023

2018-2023

Nederland

944

904

811

776

740

721

31%

223

Provincie NH

961

901

820

764

746

715

34%

246

Omliggende gemeenten

Amsterdam

921

837

761

656

645

581

59%

340

Edam-Volendam (ZW)

872

852

799

761

736

715

22%

157

Hoorn

914

867

702

733

750

709

29%

205

Koggenland

886

772

692

663

713

691

28%

195

Landsmeer (ZW)

1.346

1.240

962

904

880

857

57%

489

Medemblik

1.067

1.184

801

763

808

799

34%

268

Oostzaan (ZW)

1.246

1.184

1.124

997

958

899

39%

347

Purmerend (ZW)

909

874

801

764

732

721

26%

188

Waterland (ZW)

959

939

860

789

757

768

25%

191

Wormerland (ZW)

1.068

1.044

942

890

877

832

28%

236

Zaanstad (ZW)

985

959

901

859

837

839

17%

146

Gemiddelde omliggende gemeenten

1.016

977

850

798

790

765

33%

251

Afwijking EV t.o.v. gem. omliggende gemeent.

144

125

51

37

54

50

11%

94

Afwijking EV t.o.v. gemiddelde Nederland

72

52

12

15

4

6

9%

66

Afwijking EV t.o.v. gemiddelde gemeent. NH

89

49

21

3

10

0

12%

89

Rangnummer EV t.o.v. landelijk

83

99

145

126

144

142

Onroerendezaakbelastingen (OZB)
Het COELO is het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden.  Zij publiceert ieder jaar de Atlas van de lokale lasten. De atlas geeft een overzicht van de hoogte en ontwikkeling van belastingen en heffingen van alle gemeenten. In de atlas zijn interactieve kaarten opgenomen. Op deze kaarten is te zien is welke bedragen worden betaald voor belastingen en heffingen. Een vergelijking van de ozb-tarieven van verschillende gemeenten zegt op zichzelf betrekkelijk weinig. Immers, een laag tarief kan in combinatie met een hoge grondslag best tot een hoge belastingaanslag leiden. In de atlas wordt daarom een vergelijking (interactieve kaart 7) weergegeven vanuit het standpunt van de belastingbetaler. Deze vergelijking is gebaseerd op de gemiddelde aanslag. Dit is de hoogte van de OZB aanslag bij een voor die gemeente geldende gemiddelde woningwaarde.

In onderstaand overzicht zijn de bedragen van de gemiddelde aanslagen van onze en omliggende gemeenten voor de jaren 2019 tot en met 2023 in beeld gebracht. Ook is het bedrag van de gemiddelde aanslagen van Nederland in het overzicht opgenomen. (Bron COELO atlas interactieve kaart 7).

Uit het overzicht blijkt dat alleen de gemeente Amsterdam een lagere gemiddelde OZB aanslag heeft. Dit wil niet zeggen dat voorzieningen in Amsterdam niet op orde zijn. Amsterdam beschikt over andere grote inkomstenbronnen zoals de toeristenbelasting en de parkeerbelasting. In Amsterdam levert de parkeerbelasting meestal meer op dan de OZB op woningen. De OZB aanslag in Amsterdam is naar alle waarschijnlijkheid zo laag omdat onder andere de opbrengst betaald parkeren ruim €300 per inwoner is.

Vergeleken met het gemiddelde van Nederland is de gemiddelde aanslag OZB van onze gemeente  € 92 lager. Vergeleken met het gemiddelde van de omliggende gemeenten is de gemiddelde aanslag OZB van onze gemeente € 113 lager.

Wat ook opvalt is dat het stijgingspercentage en de nominale stijging over de jaren 2019 tot en met 2023 in onze gemeente veel lager is dan het landelijk gemiddelde en de omliggende gemeenten. Het stijgingspercentage over de jaren 2019-2023 is in onze gemeente 19%. In Nederland is dit 43% en in onze omliggende gemeenten is dit percentage gemiddeld 65% (zie geel gearceerde cellen in onderstaande tabel). De nominale stijging in onze gemeente over de jaren 2019-2023 is € 49. Landelijk is de nominale stijging €122 en in de omliggende gemeenten is deze stijging gemiddeld € 160 (zie groen gearceerde cellen in onderstaande tabel).

Uit bovenstaande kan de conclusie getrokken worden dat onze gemeente voor wat betreft de inkomsten OZB achter is gebleven op het landelijk gemiddelde en het gemiddelde in onze omliggende gemeenten.

Omdat de gegevens over het jaar 2024 nog niet zijn opgesteld door het COELO zijn deze niet in de vergelijking meegenomen. Gebaseerd op een artikel van de Verenging Eigen Huis verwachten wij dat de cijfers van het jaar 2024 echter geen noemenswaardig ander beeld zullen opleveren. De VEH publiceert op 24-02-24 dat de gemeentelijke woonlasten in 2024 gemiddeld met 5,9% zijn gestegen ten opzichte van 2023. In Edam-Volendam zijn deze woonlasten met 5% gestegen. Dit is zelfs bijna 1% lager dan het landelijk gemiddelde.   

Voorstel verhoging tarief OZB
In de begroting 2024 is voor de jaren 2025 en verder gekozen om tarief OZB jaarlijks met 5% te verhogen. Er kan voor gekozen worden om dit tarief in 2025 en 2026 met 10%, in plaats van 5% te verhogen. En vervolgens in 2027 en verder het tarief met 2%(indexatie), in plaats van 5% te verhogen. Na 2 jaar verhoging met 10% is het tarief van onze gemeente nog steeds lager dan het gemiddelde tarief van Nederland en omliggende gemeenten.

Dit voorstel leidt voor de jaren 2025 tot en met 2028 tot een extra opbrengst van respectievelijk  € 350.000,
€ 760.000, € 540.000 en € 720.000.

OVERZICHT GEMIDDELDE OZB AANSLAG OP BASIS VAN GEMIDDDELDE WONINGWAARDE
Vanuit het standpunt van de belastingbetaler is de gemiddelde aanslag een nuttige indicator. Dit is de hoogte
van de aanslag bij een voor de gemeente geldende gemiddelde woningwaarde (kaart 7 COELO atlas).

Jaar

2023

2022

2021

2020

2019

Stijging %

Stijging €

2019-2023

2019-2023

Nederland

403

380

305

295

281

43%

122

Omliggende gemeenten

Amsterdam

301

243

182

150

146

106%

155

Edam-Volendam (ZW)

311

306

274

265

262

19%

49

Hoorn

371

353

237

233

222

67%

149

Koggenland

391

295

227

208

203

93%

188

Landsmeer (ZW)

614

544

364

330

365

68%

249

Medemblik

522

344

245

217

213

145%

309

Oostzaan (ZW)

532

520

445

362

354

50%

178

Purmerend (ZW)

337

313

251

247

234

44%

103

Waterland (ZW)

474

467

397

335

310

53%

164

Wormerland (ZW)

466

452

363

326

324

44%

142

Zaanstad (ZW)

346

336

280

273

267

30%

79

Gemiddelde omliggende gemeenten

424

379

297

268

264

65%

160

Afwijking EV t.o.v. gem. omliggende gemeent.

113

73

23

3

2

47%

111

Afwijking EV t.o.v. gemiddelde Nederland

92

74

31

30

19

25%

73

Afvalstoffenheffingen
Voor de afvalstoffenheffing wordt, voor zover de kostendekkendheid dit toelaat, een stijging (indexatie en toegroei naar 100% kostendekking)  toegepast van 5%. Gestreefd wordt naar 100% kostendekking.

Reinigingsrechten
Voor de reinigingsrechten wordt, voor zover de kostendekkendheid dit toelaat, een stijging (indexatie en toegroei naar 100% kostendekking) toegepast van 5%. Gestreefd wordt naar 100% kostendekking.

Rioolheffingen
In de uitgangspunten van de begroting 2024 , vorig jaar dus, was opgenomen voor de rioolheffingen (eigenaren en gebruikers), voor zover de kostendekkendheid dit toelaat, een indexatie toe te passen van 5% en te streven naar 100% kostendekking.

Middels een motie van Zeevangs Belang/VD80/CDA en BVNL is het college eind 2023 opgeroepen de tarieven voor de rioolheffing 2024 ten opzichte van 2023 eenmalig te laten dalen zodat de totale woonlasten voor de inwoners in 2024 per saldo met maximaal 5% stijgen. Het college is aan deze motie tegemoet gekomen. In de raad van januari 2024 is het tarief rioolheffing van 2023 zijnde € 215,65 verlaagd met 11% naar € 191,95. Omdat in de motie is opgenomen dat de verlaging eenmalig is staat in het raadsvoorstel van januari 2024 opgenomen dat bij het vaststellen van de uitgangspunten van de begroting 2025, het tarief van het jaar 2023 als basis wordt genomen bij de voorstellen over de nieuwe tarieven.  

Wij stellen daarom het tarief van 2025 vast op € 226,45. Dit is gebaseerd op het tarief 2023 zijnde € 215,65 verhoogd met 5%. Ook meerjarig wordt het tarief met 5% verhoogd (indexatie en toegroeien naar 100% kostendekking). Uiteraard voor zover de kostendekkendheid dit toelaat.
Ten opzichte van het tarief 2024 (€ 191,95) zal het tarief 2025 (€ 226,45) stijgen met is € 34,50.  

Toeristenbelastingen
Bij het opstellen van de begroting 2022 is in de jaren 2022 tot en met 2025 voor het verkrijgen van extra inkomsten een structurele verhoging van de toeristenbelasting opgenomen van jaarlijks € 100.000. Ook in de begroting 2025 is deze verhoging voor het jaar 2025 opgenomen.  Om dit te realiseren worden de tarieven voor de watertoeristen-belasting en voor overnachtingen in andere accommodaties dan een kampeerterrein in 2025 met ongeveer 8% verhoogd. Bovenop deze 8% komt nog een verhoging van de indexatie van 5%.  In 2025 stijgt het tarief dan in totaal met 13%.  Voor de jaren 2026 en verder is rekening gehouden met een verhoging van 5% indexatie.

Keuzemogelijkheden tarieven anders dan kampeerterrein
In 2024 is het tarief toeristenbelasting  voor overnachten in een accommodatie anders dan een kampeerterrein € 3,40. In omliggende gemeenten zijn de tarieven 2024:

Amsterdam

€ 16,76

Landsmeer

€   9,38

Zaanstad

€   7,54

Oostzaan

€   4,65

Edam-Volendam

€   3,40

Waterland

€   3,10

Alkmaar

€   2,73

Hoorn

€   2,70

Enkhuizen

€   2,70

Purmerend

€   2,65

Medemblik

€   1,97

Gooise Meren

€   2,00

Wormerland

€   1,95

Het gemiddelde tarief 2024 in Nederland is € 2,34. Ten opzichte van 2023 zijn de landelijke tarieven gemiddeld met 8,1% gestegen. Noord-Hollandse gemeenten hanteren in 2024 gemiddeld het hoogste tarief: € 3,51 per nacht, een stijging van 11,3% ten opzichte van een jaar eerder. Het gemiddelde in Noord-Holland wordt vooral opgeschroefd door de gemeenten Amsterdam, Ouder-Amstel, Landsmeer en Haarlemmermeer.

 In onze gemeente is het tarief in 2024 gestegen met 13% van € 3.01 naar € 3,40. Het tarief in Edam-Volendam komt in 2025 na verhoging met 13% op € 3,85.

Voorstel extra inkomsten verhoging tarief 2026 met 10%
In de begroting 2026 en verder is rekening gehouden met een tariefstijging van 5% voor overnachten in een accommodatie anders dan een kampeerterrein. Als er voor gekozen wordt dit tarief 2026  te verhogen met 10%, in plaats van 5% dan leidt dit tot een hogere inkomst in de jaren 2026 tot en met 2028 van respectievelijk  € 65.000, € 70.000 en € 75.000. Het tarief in Edam-Volendam komt in 2026 na verhoging met 10% op € 4,25.

Toeristenbelasting kampeerterrein
De tarieven toeristenbelasting voor overnachtingen op een kampeerterrein stijgen met een indexatie van 5%. In 2025 wordt dit tarief verhoogd van € 1,45 naar € 1,50.

In omliggende gemeenten zijn de tarieven 2024:

Oostzaan

€ 4,65

Waterland

€ 3,10

Enkhuizen

€ 2,70

Gooise Meren

€ 2,00

Medemblik

€ 1,97

Wormerland

€ 1,95

Hoorn

€ 1,90

Zaanstad

€ 1,70

Edam-Volendam

€ 1,45

Alkmaar

€ 1,36

Voorstel extra inkomsten verhoging tarief 2025 en 2026 met 10%
Uit bovenstaande gegevens is op te maken dat het tarief voor overnachten op een kampeerterrein in Edam-Volendam lager is dan omliggende gemeenten. Een stijging van dit tarief met meer dan 10% is niet onredelijk.
Als er voor gekozen wordt dit tarief met ingang van 2025 structureel  te verhogen met 10%, in plaats van 5%, dan leidt dit tot een extra inkomst in de jaren 2025 tot en met 2028 van respectievelijk  € 5.000, € 10.000, € 15.000  en €  20.000. Het tarief in Edam-Volendam komt voor 2025 tot en met 2028 na verhoging met jaarlijks 10% uit op respectievelijk € 1,60,  € 1,75, € 1,95, € 2,15 en € 2,40. De verwachting is dat de tarieven van de andere gemeenten ook jaarlijks zullen stijgen.

Watertoeristenbelasting
Bij het invoeren van de watertoeristenbelasting in 2019 is door het college voorgesteld het tarief van de watertoeristenbelasting gelijk te stellen aan het tarief voor overnachtingen op een kampeerterrein (het zogenaamde lage tarief) zijnde € 1,27 in 2019). In afwijking van het college voorstel heeft de raad destijds besloten het tarief voor de watertoeristenbelasting gelijk te stellen aan het tarief voor overnachten in een accommodatie anders dan een kampeerterrein (het zogenaamde hoge tarief) zijnde € 1,71 in 2024).

Bij het besluit van de raad lagen de tarieven 2019 vrij dicht bij elkaar (€ 1,71 versus € 1,27). In 2024 is het tarief voor de watertoeristenbelasting € 3,40 en het tarief voor overnachten op een kampeerterrein € 1,45. De verschillen zijn nu dus een stuk groter.    

Het tarief van de watertoeristenbelasting is dus gekoppeld aan het tarief voor overnachten in een accommodatie anders dan een kampeerterrein. In onze gemeente is dit tarief in 2024 gestegen met 13% van € 3.01 naar € 3,40. Het tarief in Edam-Volendam komt in 2025 na verhoging met 13% op € 3,85.

In de afgelopen jaren zijn er meerdere kritische vragen en signalen binnengekomen over de hoogte van dit tarief en de extra jaarlijkse stijging van dit tarief in de afgelopen jaren.

In omliggende Markermeer/IJsselmeer gemeenten zijn de tarieven voor de watertoeristenbelasting 2024:

Edam-Volendam

€ 3,40

Enkhuizen

€ 2,70

Waterland

€ 2,15

Gooise Meren

€ 2,00

Medemblik

€ 1,97

Hoorn

€ 1,90

Het tarief van de watertoeristenbelasting is dus gekoppeld aan het tarief voor overnachten in een accommodatie anders dan een kampeerterrein. In onze gemeente is dit tarief in 2024 gestegen met 13% van € 3.01 naar € 3,40. Het tarief in Edam-Volendam komt in 2025 na verhoging met 13% op € 3,85.

Voorstel geen verhoging tarieven watertoeristenbelasting in 2025 en verder
Uit bovenstaande gegevens is op te maken dat het tarief voor watertoeristenbelasting in Edam-Volendam hoger is dan omliggende Markermeer/IJsselmeer gemeenten. Een verhoging van dit tarief met 13% naar € 3,85 maakt het verschil nog groter. Om het verschil met de tarieven van omliggende gemeenten te verkleinen/niet te laten toenemen kan ervoor worden gekozen om het tarief voor de watertoeristenbelasting in 2025 en verder niet te laten stijgen. Het tarief blijft dan voor de jaren 2025 tot en met 2028 € 3,40. Dit leidt tot een lagere inkomst in de jaren 2025 tot en met 2028 van respectievelijk  € 20.000, € 25.000, € 35.000 en € 40.000.  

Leges
Voor alle leges wordt voor 2025 en verder een indexatie toegepast van 2%. Uiteraard voor zover de kostendekkendheid en/of maximaal toelaatbaarheid van het tarief dit toelaat. Het betreft hier bijvoorbeeld de leges omgevingsvergunningen, reisdocumenten, rijbewijzen, parkeerontheffingen en burgerlijke stand.

Overige belastingen en rechten
Voor de precariobelasting, havengelden, marktgelden, grafrechten wordt voor 2025 en verder voor zover de kostendekkendheid dit toelaat, een indexatie toegepast van 2%.

CAI
Er is op dit moment nog te weinig duidelijkheid over de ramingen CAI.

Tarieven verhuur/gebruik sport lokaliteiten
De aanpassing van de tarieven voor verhuur/gebruik van sport lokaliteiten vindt alleen plaats middels B&W-besluit.

Keuzemogelijkheden tarieven verhuur/gebruik sport lokaliteiten
Vanaf 2009 tot en met 2020 zijn de tarieven niet aangepast. In het seizoen2021/2022 is een tariefsverhoging van 3% doorgevoerd middels een besluit van de raad. In het seizoen 2022/2023 is indexatie van 2,7% toegepast middels een besluit van B&W. In 2023/2024 zijn de tarieven met 2,5% geïndexeerd. In het komende seizoen 2024/2025 wordt een indexatie van 3,8% toegepast.

Omdat de tarieven een aantal jaren (2009 tot en met 2020) niet zijn verhoogd wordt voorgesteld om de tarieven 2025 en verder met 5% te indexeren.

Renteomslag percentage

Uitgangspunt is dat de (verwachte) werkelijke rentelasten opgenomen worden in de begroting.  In de begroting 2025 wordt evenals in 2024 uitgegaan van een rente omslagpercentage van 1%.  

Investeringen

Investeringen kunnen onderverdeeld worden in:

  1. Investeringen voortvloeiende uit beheers- en onderhoudsplannen (nieuwe, uitbreidings- en vervangingsinvesteringen)
  2. Investeringen vastgesteld in eerdere begrotingen en aparte raadsbesluiten
  3. Investeringen voortvloeiend uit nieuw beleid 2024-2027

De investeringen vallend onder 1 en 2 zijn integraal opgenomen in de programma's. Nieuwe investeringen zijn afzonderlijk benoemd per programma.   

Salariskosten

Voor indexatie van de salarislasten wordt uitgegaan van onderstaande percentages. Uitgangspunten bij de bepaling van deze percentages is de verwachte loonkostenontwikkeling binnen de cao's Rijk en Gemeenten vanaf 2025 en de verwachte loon- en koopkrachtpolitiek, zoals die wordt afgestemd op de dan geldende actualiteit. 

Indexatie 2025

3% personele uitgaven ambtelijk personeel vanaf 1-4-2025;
6% personele uitgaven politiek ambtsdragers en gemeenteraad vanaf 1-1-2025;
2,75% (onkosten) vergoeding politiek ambtsdragers;
5% uitgaven voormalig personeel en pensioenen gewezen politiek ambtsdragers en nagelaten betrekkingen.

Indexatie 2026

3% personele uitgaven ambtelijk personeel;
3% personele uitgaven politiek ambtsdragers en gemeenteraad;
2,75% (onkosten) vergoeding politiek ambtsdragers;
5% uitgaven voormalig personeel en pensioenen gewezen politiek ambtsdragers en nagelaten betrekkingen.

Indexatie 2027-2028

2,5% personele uitgaven ambtelijk personeel;
3,0% personele uitgaven politiek ambtsdragers en gemeenteraad.
2,5% (onkosten) vergoeding politiek ambtsdragers
3% uitgaven voormalig personeel en pensioenen gewezen politiek ambtsdragers en nagelaten betrekkingen.

Huurcontracten

De ramingen van huren worden verhoogd conform gemaakte afspraken in de contracten.

Sociale uitkeringen

Voor sociale uitkeringen is het rijksbeleid gevolgd, aangevuld met financiële gevolgen uit eigen gemeentelijke verordeningen.

Bijzondere bijstand en WMO

De ramingen voor bijzondere bijstand en WMO zijn zoveel mogelijk realistisch begroot.

Subsidies

Met de vaststelling van de begroting is duidelijk hoeveel geld er definitief per beleidsveld beschikbaar is. De uitvoering van het subsidiebeleid gebeurt binnen de financiële kaders per sectoraal beleidsveld. Aan de ramingen van deze budgetten liggen de volgende uitgangspunten ten grondslag:

  • De indexatie van de beschikbaar gestelde budgetten ter uitvoering van het subsidiebeleid is gebaseerd op de landelijke normen en richtlijnen.
  • De verdeling van de subsidiebudgetten per beleidsveld gebeurt conform de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene subsidieverordening en de diverse subsidieregelingen.
  • Om open einde bekostiging te voorkomen werken wij met subsidieplafonds. De subsidieplafonds en de bijhorende verdeelcriteria worden conform de bepalingen in de desbetreffende subsidieregelingen vastgesteld en besteed.

Uitkering Gemeentefonds

De raming wordt gebaseerd op de mei-circulaire van het Rijk.

Aantal inwoners

Bij het opstellen van de ramingen is bij alle relevante inkomsten- en uitgavenramingen, uitgegaan van het onderstaande aantal inwoners.

Aantal inwoners

1-1-2024

36.921

1-1-2025

37.111

1-1-2026

37.348

1-1-2027

37.553

1-1-2028

37.737

Aantal woningen (verblijfsobjecten met woonfunctie)

Het aantal woningen waarmee in de begroting en meerjarenraming wordt gerekend is gebaseerd op het aantal verblijfsobjecten met woonfunctie. De gegevens worden gebaseerd op de aantallen uit de BAG-administratie. Deze gegevens worden vervolgens verhoogd/verlaagd op basis van de woningbouwplanning voor toekomstige jaren. Deze aantallen worden, daar waar dit van toepassing is, gebruikt voor de berekening van de belastingopbrengsten, legesopbrengsten en de berekening van diverse uitgaven- en inkomstenramingen.

Bij het opstellen van de ramingen en de aanlevering van informatie voor de begroting 2025 en meerjarenraming 2026-2028 is uitgegaan van de onderstaande aantallen.

Aantal woningen

1-1-2024

15.784

1-1-2025

15.856

1-1-2026

16.058

1-1-2027

16.118

1-1-2028

16.522

Informatieplicht

Conform de vastgestelde financiële verordening Edam-Volendam (artikel 8) zijn de volgende zaken opgenomen in de uitgangspunten van de begroting:

Het college besluit niet over:

  1. De aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 250.000 per onderdeel met een totaal maximum van € 1.000.000 per jaar voor alle onderdelen bij elkaar, tenzij de raad al een exploitatie- of investeringsbudget beschikbaar heeft gesteld voor de hier genoemde onderdelen.
  2. Het verstrekken van leningen groter dan € 250.000 per te verstrekken lening met een totaal maximum van € 1.000.000 per jaar, tenzij de raad al een investeringsbudget beschikbaar heeft gesteld.
  3. Het verstrekken van waarborgen of garanties met een totaal maximum van € 1.000.000 per jaar, met uitzondering van waarborgen of garanties in het kader van de sociale woningbouw, vallende onder de stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Daarvoor geldt een maximum bedrag van € 15.000.000 per aanvraag.

Het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen, tenzij de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Deze pagina is gebouwd op 10/21/2024 11:24:24 met de export van 10/21/2024 11:13:06