Toelichting lokale heffingen
Onroerende zaakbelastingen
Van alle lokale heffingen genereren de onroerendezaakbelastingen (OZB) de hoogste opbrengst. De gemeente bepaalt het bedrag dat de belastingplichtige moet betalen op basis van de vastgestelde WOZ-waarde van de onroerende zaak. De WOZ-waarde wordt jaarlijks bepaald en vastgesteld. Voor een analyse van de waardeontwikkeling wordt verwezen naar de toelichting bij de vaststelling van de verordening onroerendezaakbelastingen 2025.
Voor de bepaling van de verschuldigde belasting is naast de heffingsgrondslag (de WOZ-waarde) uiteraard het tarief van belang. In onze gemeente worden afzonderlijke tarieven gehanteerd voor de woningen en de zogenaamde niet-woningen. De limitering van de OZB-tarieven is per 1 januari 2008 afgeschaft. Het kabinet heeft wel het voorbehoud gemaakt dat de opbrengststijging landelijk beperkt moest blijven. Daartoe is destijds een macronorm ingesteld die de maximale opbrengststijging voor een bepaald jaar aangeeft. Die macronorm is nu afgeschaft. Vanaf 2020 is de macronorm vervangen door de Benchmark Woonlasten, waarin naast de OZB ook de riool- en afvalstoffenheffing worden vergeleken. Door een vergelijking van de gemeentelijke woonlasten en de tariefontwikkeling met landelijke en provinciale gemiddelden, moeten de onderlinge verschillen tussen gemeenten nog inzichtelijker worden. Ook moet de benchmark het lokale debat over de keuzes voor ontwikkelingen, zoals stijging van de lasten, bevorderen.
De onroerendezaakbelastingen worden berekend naar een percentage van de waarde van de onroerende zaak. De OZB wordt, in vergelijking tot bijvoorbeeld de bijtelling in het kader van het eigenwoningforfait, slechts over een klein percentage van de waarde geheven. Het OZB tarief voor eigenaren van woningen bedraagt in onze gemeente in 2024 0,0725%. De bijtelling in het kader van het eigenwoningforfait bij de inkomstenbelasting bedraagt in 2024: 0,35%.
De volgende tabel geeft weer welke OZB-tarieven de gemeente in 2025 hanteert en hoe deze zich verhouden tot de landelijke tarieven. De gemeentelijke tarieven 2025 zijn aangepast aan de geraamde waardeontwikkeling in het begrotingsjaar als gevolg van de herwaardering in het kader van de Wet WOZ (indicatief + 3,25% bij de woningen en + 1,25% bij de niet-woningen). Ten behoeve van het onderhoud van de per 1-1-2025 over te dragen wegen van het Hoogheemraadschap Noord-Holland Noorderkwartier is in de begroting 2025 een extra opbrengst OZB-woningen opgenomen van € 1.210.024 en bij de OZB gebruikers van niet-woningen van € 62.957. Dit leidt uiteraard tot een extra stijging van bedoelde tarieven en een hogere gemiddelde (woon)last (zie ook onderdeel Lokale lastendruk).
De definitieve bepaling van de tarieven volgt bij de vaststelling van de verordening onroerendezaakbelastingen 2025. Uiteraard wordt hier ook rekening gehouden met de voorgestelde stijging van de opbrengst ten opzichte van 2024.
Een vergelijking van de OZB-tarieven op zich zegt overigens betrekkelijk weinig. Lage tarieven kunnen in combinatie met een hoge grondslag (waarde in het economische verkeer) toch tot een hoge belastingaanslag leiden. Vanuit het perspectief van de belastingbetaler zijn de gemiddelde woonlasten daarom een nuttiger indicator dan het tarief (zie Lokale Lastendruk).
Tarieven Onroerende Zaakbelastingen | Verschil t.o.v. | ||||
Omschrijving | 2024 | 2025 | 2024 | % | Landelijk |
---|---|---|---|---|---|
Woningen | |||||
Gemiddelde woningwaarde | 407.000 | 421.000 | 14.000 | 484.000 | |
Tarief | 0,0725% | 0,0948% | 0,0909% | ||
O.Z.B. - Eigenaren | 295,08 | 399,11 | 104,03 | 35,3% | 439,96 |
Niet-woningen eigenaren | |||||
Gemiddelde waarde niet-woningen | 417.000 | 422.000 | 5.000 | ||
Tarief | 0,1835% | 0,1994% | 0,3272% | ||
O.Z.B. - Eigenaren | 765,20 | 841,47 | 76,27 | 10,0% | |
Niet-woningen gebruikers | |||||
Gemiddelde waarde niet woningen | 417.000 | 422.000 | 5.000 | ||
Tarief | 0,1463% | 0,1681% | 0,2333% | ||
O.Z.B. - Gebruikers | 610,07 | 709,38 | 99,31 | 16,3% |
Rioolheffing eigenaren
Het tarief 2025 wordt vastgesteld op € 226,45. Dit is gebaseerd op het tarief 2023 zijnde € 215,65 verhoogd met 5%. Ook meerjarig wordt het tarief met 5% verhoogd (indexatie en toegroeien naar 100% kostendekking). Uiteraard voor zover de kostendekkendheid dit toelaat.
Middels een motie is het college eind 2023 opgeroepen de tarieven voor de rioolheffing 2024 ten opzichte van 2023 eenmalig te laten dalen zodat de totale woonlasten voor de inwoners in 2024 per saldo met maximaal 5% zouden stijgen. Het college is aan deze motie tegemoet gekomen. In de raad van januari 2024 is het tarief rioolheffing van 2023 verlaagd met 11% naar € 191,95. Omdat in de motie is opgenomen dat de verlaging eenmalig is staat in het raadsvoorstel van januari 2024 opgenomen dat bij het vaststellen van de uitgangspunten van de begroting 2025, het tarief van het jaar 2023 als basis wordt genomen bij de voorstellen over de nieuwe tarieven.
Afvalstoffenheffing
In deze begroting is rekening gehouden met een inflatiecorrectie van 5%. Meerjarig is eveneens van een jaarlijkse inflatiecorrectie van 5% uitgegaan. In onze gemeente bedraagt het verschil tussen een huishouden van één persoon ten opzichte van een twee- of meerpersoonshuishouden respectievelijk € 91,30 en € 107,35 en ligt daarmee gemiddeld hoger dan het landelijk gemiddelde (€ 67). Alle tarieven liggen ruim hoger dan het landelijk gemiddelde (2024).
Tarieven Afvalstoffenheffing | |||
Omschrijving | 2024 | 2025 | Landelijk |
---|---|---|---|
Van 1 persoon | 294,40 | 309,10 | 279,00 |
Van 2 personen | 381,35 | 400,40 | 346,00 |
Van 3 of meer personen | 396,60 | 416,45 | 346,00 |
De tarieven 'Landelijk' betreffen de gemiddelde tarieven 2024 (bron: COELO (Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden).
Toeristenbelasting
De reguliere toeristenbelasting wordt geheven ter zake van het houden van verblijf met overnachting in hotels, pensions en andere, soortgelijke vakantie-onderkomens. Onze gemeente kent een afzonderlijk (lager) tarief voor het houden van verblijf op een kampeerterrein. Met ingang van 2019 is tevens een watertoeristenbelasting ingevoerd.
In 2024 kent 90% van de gemeenten een toeristenbelasting. In 83% van de gemeenten bedraagt het tarief een vast bedrag per overnachting. Ook komt het voor dat het te betalen bedrag afhangt van de overnachtingsprijs (in 5 procent van de gemeenten) of het aantal sterren van het hotel (0,9 procent). Het gewogen gemiddelde tarief bij alleen gemeenten met toeristenbelasting bedraagt voor hotels € 3,21 per overnachting. Het gewogen gemiddelde tarief bij alleen gemeenten met toeristenbelasting bedraagt voor campings € 2,06 per overnachting.
Voor het verkrijgen van extra inkomsten wordt voor de toeristenbelasting, naast de inflatiecorrectie, een extra opslag voor de overige accommodaties (geen camping) toegepast van € 100.000 (+ 13%). Het tarief voor deze accommodaties bedraagt in 2025 € 3,85. Meerjarig is rekening gehouden met een stijging van 20% in 2026 en 5% in 2027 en 2028. Het tarief voor campings wordt verhoogd met 20% tot € 1,75. Meerjarig is rekening gehouden met een jaarlijkse stijging van het tarief van eveneens 20%.
Reinigingsrechten
Reinigingsrechten kunnen worden geheven voor het aanbieden van bedrijfsafval aan de gemeente
of voor het inzamelen van dit afval door de gemeente. Gelijk aan de afvalstoffenheffing is het beleid erop gericht zoveel mogelijk kostendekkend te zijn. In de begroting is rekening gehouden met een inflatiecorrectie van 5%. Meerjarig is eveneens van een jaarlijkse stijging van 5% uitgegaan.
Parkeerbelasting
De parkeerbelasting voor de bussen op de Parallelweg wordt verhoogd van € 12,50 naar € 19,00. Op het Marinapark in Volendam wordt betaald parkeren voor bussen ingevoerd.
Precariobelasting
De gemeentelijke tarieven ter zake van de precariobelasting worden met 10% verhoogd. Meerjarig wordt een inflatiecorrectie van 2% toegepast.
In de kadernota is onder voorstel 36 een voorstel opgenomen om de precariobelasting op terrassen met 30% te verhogen. Het heeft onze voorkeur om alle tarieven precario met 10% te verhogen. Dit leidt tot dezelfde opbrengst. Bij de vaststelling van de belastingverordeningen in de raad van december zullen wij dit voorstel aan de raad voorleggen.
Rioolheffing gebruikers
Naast de rioolheffing eigenaren wordt een gebruikersbelasting geheven voor percelen waar meer dan 300m3 water wordt ingenomen (en geloosd). Over de eerste 300m3 wordt niet geheven, waarmee een gemiddeld huishouden buiten de heffing valt. Uitgangspunt bij deze heffing is dat deze tezamen met de rioolheffing eigenaren 100% kostendekkend moet zijn. Het tarief 2025 wordt vastgesteld op € 7,42. Dit is gebaseerd op het tarief 2023 zijnde € 7,07 verhoogd met 5%. Ook meerjarig wordt het tarief met 5% verhoogd. Zie ook Rioolheffing eigenaren.
Grafrechten
Met betrekking tot deze heffing is het beleid erop gericht zoveel mogelijk kostendekkend te zijn. In deze begroting is rekening gehouden met een inflatiecorrectie van 2%.
Leges
De gemeentelijke tarieven ter zake van deze heffingen worden over het algemeen met 2% verhoogd. Meerjarig wordt eveneens een inflatiecorrectie van 2% toegepast. Om de dekking op dit product te verhogen worden de tarieven voor de omgevingsvergunningen voor 2025 extra verhoogd. Dit geldt eveneens voor de tarieven voor de parkeerontheffingen en parkeervergunningen.
Havengeld
Ook voor deze heffing geldt een maximale opbrengstnorm van 100% van de geraamde lasten. Anders dan bij de afvalstoffenheffing en de rioolheffing wordt bij deze heffing, gelet op het afwijkende karakter, een volledige dekking niet nagestreefd. In de begroting is rekening gehouden met een inflatiecorrectie van 2%. Meerjarig is eveneens van een jaarlijkse stijging van 2% uitgegaan.
Bruggeld
Het tarief bruggeld wordt geïndexeerd € 1,40 naar € 1,45.
Marktgeld
In deze begroting is rekening gehouden met een inflatiecorrectie van 2%.